Het is druk in de stad. Zigzaggend fiets ik, rolkoffers en opbrekingen ontwijkend, dwars door het centrum naar het Oosterdokseiland. Vroeger, tot ongeveer tien jaar geleden, had men hier niets te zoeken – of het moest de epic hotpot van drijvend Chinees kitschpaleis Sea Palace zijn. Nu is het een hotspot, met de Skylounge, het mooiste dakterras van de stad op Hilton’s Doubletree Hotel, Michelin sterrenrestaurant &Moshik en de Centrale Bibliotheek.
Ik probeer mijn fiets voor de ingang van de OBA te parkeren maar dat valt niet mee. Het is een chaos van opgesteld staal. Een rijtje fietsen is als dominostenen omgekegeld. Ik krijg prompt een visioen van de oplossing: Drone Parking. Via een app bestel je een drone die dankzij locatieherkenning komt aangesnord om met een simpele haak je fiets op te tillen en deze op zekere hoogte te parkeren.
Ingehaald door de werkelijkheid kies ik, ook best modern, voor de ondergrondse fietsenparking.
Eenmaal in de hal van de bibliotheek raak ik gefascineerd door de op de muren gedrukte poëzie van onze stadsdichters. Ik lees ze zachtjes voor aan de dicteerfunctie van mijn telefoon. Ik beloof mezelf het later op een rustig plekje terug te luisteren. Want een gedicht moet je horen, het liefst met je ogen dicht. De bibliotheek wordt verbouwd, maar ondanks de wanorde is het druk. Overal zitten mensen te werken, te lezen en te luisteren. Geconcentreerd aan enorme tafels rond de vides, liggend op sofa’s of dromend op een fauteuil voor de zaalhoge vensters met uitzicht op het IJ. Daar installeer ik me. Op de vierde verdieping, de tijdelijk afdeling multimedia en muziek. Naast me, in een geïmproviseerde radiostudio, wordt een debat opgenomen met leerlingen van het Mundus College. Het gaat over de robot, en hoe deze in de toekomst mensen zal vervangen. Of niet.
Ik doe m’n oortjes in en staar wat uit het raam. Als ik m’n ogen tot spleetjes knijp zie ik de felgekleurde fietsen van de Mundus scholieren die onder me op de kade geparkeerd staan een voor een opstijgen. Ze hangen boven het IJ als feestelijke ballonnen. Af en toe ontsnapt er eentje uit de wolk om ronkend als een kat zijn eigenaar tegemoet te zweven op diens eerste afroep per app.
Ik sluit mijn ogen en luister naar het gedicht van Mustafa Stitou, stadsdichter van het jaar 2009. Hij spreekt van ‘droefenis stelpende alfabetten’ in deze ‘tempel waar talrijke goden neerstrijken’. Die goden dat zijn wij; de lezers, luisteraars en schrijvers. Wij, die van letters houden en er maar geen genoeg van krijgen. In deze bibliotheek worden vergeten letters weer tot leven gelezen. Ik mijmer verder in mijn stoeltje voor het raam. Over hoe er misschien ooit een boek met mijn naam op de rug in deze tempel zal staan. Of een gedicht op de muur.
Dear Sir or madam, will you read my book? It took me years to write, will you have a look? I want to be a paperback writer. Muziek DVD’s van The Beatles staan in de kast achter me, gebroederlijk naast Bowie en Beck. De Paperback writer van The Beatles heeft net als ik uitzicht op het IJ zolang deze verbouwing duurt. Dat schept een band.
Dit is aflevering vier, in een serie van 27.
Voor Paperback Radio van Amsterdam FM bezoek ik wekelijks een vestiging van de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Dat zijn er 26 in totaal, exclusief de oude Centrale Bibliotheek op de Prinsengracht die ik als eerste aandeed. Als ik alle bibliotheken gezien heb, bestaat de OBA op de kop af honderd jaar. Deze column is voorgelezen op 19 juni 2018, in een uitzending geheel gewijd aan The Beatles.