Ik heb mijn huis verkocht. Het was een weloverwogen besluit de stad te verlaten, maar toch voel ik paniek. Wat als koeien uiteindelijk net zo gewoon zijn als rolkoffers en ik mezelf er op betrap dat ik ten afscheid bij de bakker houdoe roep? Wat als ik ’s avonds laat onbedwingbare trek krijg in Rittersport marzipan en er is geen avondwinkel om de hoek? Ja, ik wilde een tuin en ruimte om me heen, kunnen fietsen zonder beducht te zijn voor zigzaggende toeristen, mijn auto vóór de deur en zelfs op eigen terrein kunnen parkeren, maar hoe vind ik het als ik straks zonder die auto geen kant meer op kan? Als de dichtstbijzijnde kroeg op een half uur rijden ligt en ik veroordeeld ben tot alcoholvrij bier en limonade? En als in die kroeg alleen maar het AD en De Telegraaf op de leestafel liggen. Het zweet breekt me uit en ongemerkt rijd ik bijna van de dijk af.
Ik stuur mijn elektrische bolide via Duizend morgen naar de Eng in Uitwijk. Een boerenhoeve met rieten dak lonkt achter fruitbomen, maar tegen zo veel landelijke robuustheid ben ik nog niet opgewassen. Mijn banden knerpen het grind af richting Den ruijgte bezuijden de Peerenboom en onderweg passeer ik het Gat van de Hengst. Hmm, aan dit soort plaatsaanduidingen kan ik wennen. Marsman maakt zijn opwachting in mijn hoofd en Denkend aan Holland zie ik breede rivieren traag door oneindig laagland gaan. Maar een broodje eten in het idyllische vestingstadje op het kruispunt van rivieren is niet mogelijk. Waar het in een zomers weekend leek te bruisen is op een herfstachtige dinsdagmiddag alles behalve de kerk gesloten.
Als ik een week later op Funda een eclectische villa van architect Lofvers – mooie naam! – uit mijn zoekcriteria zie bovendrijven, maakt mijn hart een sprongetje. Kijk, hier heb ik dus van gedroomd. Een rijk versierd miniatuur kasteel pronkt op een weelde aan eigen grond. De voorgevel is getooid met pinakels en een torentje, en in het midden prijkt haar naam in een medaillon: Elize. Een beetje groot maar wel lekker. En wie zegt dat ruimte gevuld moet worden?
Ik maak een afspraak. De makelaar hoeft niets uit te leggen, want dit huis spreekt voor zich. Het klopt, met hart en ziel. Mijn voetstappen weerklinken op de oude marmeren vloer in de hal alsof ze hier thuishoren. Achter me bewegen de vestibuledeuren opgetogen heen en weer in hun scharnieren. Mama is thuis lijken ze zachtjes te piepen, zoals de poes die spint als ik na een werkdag zijn bakje vul met Whiskas. Wanneer ik door het raam de tuin in kijk klappen mijn handen onderzoekend de vensterbank omhoog. Haast automatisch begrijp ik dit ingenieuze systeem, met een klein duwtje valt een bronzen ring vrij waarmee ik het luik voor het raam kan trekken. Het huis zit vol met dit soort heerlijke details, alsof de tijd heeft stilgestaan.
Ineens weet ik waarom ik dit avontuur begonnen ben. Wanneer ik na de bezichtiging aan de stamtafel van de dorpskroeg in de blonde schuimkraag van mijn Duvel hap, blijkt het FD voor me klaar te liggen. Volledig ontspannen geniet ik van het gemopper van Klaas Knot. Ondertussen schuift mijn beste vriend aan. Hij woont daar al jaren, de goochemerd.
Dag Mokum, als je me zoekt: ik zit in Dieren en ik denk dat ik maar blijf.