Ook makelaars gaan wel eens op vakantie. En deze welnu… Maar vakantie van stukjes schrijven, dat nooit!
In navolging van een inspectieronde die Jacob van Lennep in 1823 met zijn beste vriend Dirk van Hogendorp door ons land maakte – we hebben er ooit zelfs een vernieuwbouwprojectje op de Jacob Van Lennepstraat naar vernoemd; De Wandelaar – doen wij nu een soortgelijk rondje. Van Lennep en Van Hogendorp gingen te voet, wij gaan op de fiets. We vallen van de ene verbazing in de andere. Wat is ons land mooi en wat tekenen de grenzen met onze buren zich soms scherp en wonderlijk af! Ergens halverwege Oost Nederland dringt een buitenissig vierkantje Duitsland onze grenzen binnen; geografisch gezien onlogisch en politiek gezien ook, maar de Duitse vaderlandsliefde lijkt nergens weliger te tieren dan hier. Overal zien we Duitse vlaggen en wonderbaarlijk genoeg zie je aan de overwegend Duitse kentekens ten zuiden van het Kanaal van Coevorden, en de overwegend Nederlandse kentekens aan de noordelijke dijk, dat beide nationaliteiten zich maar wat graag voornamelijk op eigen terrein ophouden. ‘Één Europa? Hoezo!’ Lijken ze daarmee te willen zeggen.
Als je wilt weten waar de grens loopt, dan heb je naast de vlaggen en de kentekens nog een ander houvast; het Duitse land wordt bevolkt door een soort vaalgroene prehistorische monsters, die nauwelijks waarneembaar traag ja-knikkend goedkeurend de Heimat lijken te beschouwen. Zij, op hun beurt, worden weer in toom gehouden door kilometerslange, dikke groene slangen die af en toe de grond in meanderen en af en toe een vreemde uitstulping naar boven maken. De olievelden, omkaderd door pijpleidingen, bevolkt door Ja-knikkers. In Nederland zie je er niet een meer… Wij hebben een moderner systeem. Met nog lelijker instrumentarium in het op zich zo mooie landschap van voormalige veenkoloniën en slingerende beken.
Over ons enige echte gebergte, de Hondsrug, fietsen we noordwaarts. Vanaf de Drentse Hoogvlakte valt het haast niet op en iedere buitenlander met Alpen, Apennijnen of Pyreneeën binnen de landsgrenzen zal me uitlachen, maar toch bevinden we ons op maar liefst 20 meter boven NAP. Een bordje van Rijkswaterstaat maakt ons attent op de ‘op een na grootste zwerfkei in Drente’; de Kielse Kei. Vooral dat ‘op een na grootste’ ontroert me. Waar dan die intrigerende grootste kei ligt vertelt Staatsbosbeheer niet en ik wil het eigenlijk niet meer weten ook… Deze kei kwam in ieder geval lang geleden, in de IJstijd, als het ware aangesleed uit Småland, Zweden; laat dat nou precies zijn waar wij naar op weg zijn! In de voetsporen van de Kielse Kei, langs Hunebed, Bed & Breakfast en een incidenteel selfinflating matje op een desolaat campinkje.
Later in de middag voert onze weg langs Blauwestad, in Noord Oost Groningen. Die nieuwe stad, langs een mensgemaakt recreatiemeer, was ooit gepland om de nieuwe hotspot voor rustzoekende pensionado’s uit het Westen te worden of op z’n minst een soort chic suburban Groningen. Op papier vond ik het een aardig plan; waarom niet? Rust, natuur en ruimte op 2 uur rijden van de Dam en een half uur van de Groningse Binnenstad? Er zijn Parijzenaren die binnen Parijs langer forenzen, tweemaal daags in de spits. Eenmaal daar begrijp ik waarom het niet zo heeft uitgepakt. De plas is schitterend, omzoomd met hoge rietkragen, maar grenst aan de snelweg A7 vol Duitsland in- en uitrazende vrachtwagens, de kavels zijn van dien aard dat je nog steeds in de rook van ’s buurmans BBQ zit en de enige recreanten die ik heb gezien waren enkele asielzoekers uit het nabijgelegen centrum op zoek naar wat verkoeling voor onze – typisch Nederlandse – drukkende pre onweer hitte.
Voorbij Blauwestad, richting Beerta, vielen de enorme Oldambster boerderijen me op. Van een afstand schitterend, maar bij nader inzien staat er meestal een bordje ’te koop’ in te tuin, de tekst door de uitbundig groeiende alg en jaren standhouden in de overwoekerde tuin nog nauwelijks leesbaar. De gevels vol gapende scheuren en het pannendak half ingestort. De boerderijen die nog waterdicht zijn, zijn dat meestal dankzij het ruimschoots inzetten van asbest golfplaten op het dak en hardboard platen voor de ramen. Zo veel leegstand en zo veel achterstalligheid; het stemde me droevig. Tot ik enkele minuten later met de wind weer in de rug Beerta in fietste, al snel gevolgd door Nieuw Beerta. De gazonnetjes waren weer keurig aangeharkt en de border randen leken als met nagelschaartjes gemanicuurd. Is dat de naderende Deutsche Grundlichkeit die op slechts 10 kilometer afstand over de landsgrens ligt te loeren of is er hoop voor Noord Oost Groningen?