Een paar weken geleden kwam mijn collega enigszins opgewonden terug van een bezichtiging op de Prinsengracht. ‘Wat ik nou heb meegemaakt!’, zei hij. ‘Echt een bizar stel… Een miezerig grijs mannetje samen met een schitterende zwarte vrouw. Echt alles er op er aan en dan veel daar van. Ik bedoel billen, echt heel veel billen… Ik begrijp er niets van wat die twee samen doen. Hij deed alles om het haar naar de zin te maken en uiteindelijk liep zij boos heupwiegend met de handen in haar zij weg.’
‘Vreemd.’ zei ik, om aan te geven dat ik luisterde. ‘Hij belde net dat ze het nog een keer willen zien. Maar dan moet jij echt mee; hier zit een verhaal in! Je weet niet wat je meemaakt!’ Hij voegde er aan toe dat het natuurlijk niets zou worden met deze mensen. Ik dacht er het mijne van maar wilde natuurlijk maar wat graag zelf zien wat voor vlees hij in de kuip had.
De volgende bezichtiging kwam snel. In de zon stonden we tegenover de Noorderkerk voor het oude pakhuis met gloednieuwe rode luiken te wachten. Een meeuw vloog krijsend over en koos z’n uitkijkpost op een straatlantaarn. De gracht was zo mooi als je alleen in de zomer ziet, het water kabbelde vrolijke schitteringen in reflecterende ramen en ik verheugde me al op een kop koffie na afloop op het terras van Bar Tabac, op de hoek met de Brouwersgracht. Het wachten duurde even maar een half uur te laat zagen we ze aan komen lopen. Hij met z’n broekriem strak vastgesnoerd onder z’n kogelronde buik, zij een kop groter dan hij en minstens een bil breder. Ze droeg een tijgerprint jurk. Nauwsluitend. Prachtig was ze, zo met het vroege zonlicht op haar chocoladekleurige huid. Ze lachte ons met stralend witte tanden toe. Haar gloss gaf haast vloeibaar glimmend mee op haar volle lippen. Hij gaf ons een hand en een knikje en zei in onvervalst Amsterdams ‘Sssorrrie foor de vertrrroaging…’.
We gingen naar boven, de steile trappen op. Ik had de eer achter haar te lopen. Haar strakke jurk spande niets verhullend om haar billen. Waar je bij normale vrouwen met dit postuur hobbels, bobbels en plooien waarneemt, zag ik bij haar alleen maar strak afgewerkte rondingen. Alsof de beeldhouwer die haar gemaakt had manisch met zijn spatel aan het gladstrijken was geweest. Mijn collega had gelijk: maat 42 in optima forma, tot in perfectie gestroomlijnd. En heus niet alleen in het achteraanzicht! Ik zag aan haar vriend dat ik niet de enige was die het opmerkte. Zij keek naar het huis; hij keek naar haar. En wat hij er bij dacht droop bijna van hem af…
Zij deed het woord. Ze wilde het huis, maar het trappenhuis moest een beurt, de mechanische ventilatie moest worden nagekeken en de koelkast moest dringend schoongemaakt. Tussendoor glimlachte ze naar hem en af en toe kwam ze met haar overweldigend voluptueuze hebben en houwen gezellig dicht naast hem staan. Eenmaal weer beneden op de gracht liepen ze innig omarmd samen weg. Zij een centimeter of 20 boven hem uittorenend en hij met z’n grijs behaarde hand op haar bil. Ik vond het aandoenlijk. Waarom niet? Als die twee toch gelukkig van elkaar werden?! Collega hield zijn twijfels. Volgens hem was er iets anders aan de hand. En hij kreeg al snel gelijk.
Op hun verzoek moest het huurcontract zo snel mogelijk worden opgemaakt. Direct na het weekend wilden ze er in! Diezelfde vrijdagmiddag nog stuurden we hen het concept huurcontract. Onderzoek naar zijn identiteit leverde niets dan keurige antecedenten op. Van haar kregen we geen gegevens. Maandag hoorden we niets, dinsdag hoorden we niets, totdat we op woensdag door een schreeuwende furie werden gebeld. Hoe we toch in godsnaam dachten dat zij ooit een huurcontract zou tekenen waarin het onderverhuren van kamers niet toegestaan was?! Wie dachten we wel niet dat ze was?! Eh… tsja, er begon ons iets te dagen.
Nu, een week later, is het appartement verhuurd aan een keurige edelman in echtscheiding. Eind goed al goed. Hoewel je nooit zeker weet wie er binnenkort voor hem uit de trap op zal deinen. Haar heupen pendelend van links naar rechts: ik hou wel van je; ik hou niet van je…