Sneeuwklokjes

De winter duurt lang in een bovenhuis. IJzige oostenwind perst zich door de kieren van de 130 jaar oude verandadeuren en het enkele glas rammelt in de sponningen. De steile trap naar beneden lijkt een onneembare vesting naar de buitenwereld waar ik nog geen enkel spoor van een voorjaar in aantocht herken. De lucht lijkt permanent grauw. Het is pas in februari als ik vanuit de auto – muts op, sjaal om en verwarming aan – krokussen de kop zie opsteken en een merel voorzichtig een fluitje hoor uiten. Het wachten duurt lang, zo zonder teken van lente.

Het enkele glas is vervangen, het trappenhuis geschilderd en kort daarna is het huis verkocht. Een jaar geleden. De natuur riep harder dan die ene Amsterdamse merel in februari.

En nu zit ik hier in mijn dorp. De sinaasappelboom staat in de serre naast de banaan en ook de oleanders heb ik uit voorzorg in november naar binnen gehaald. Vanuit mijn woonkeuken – een lang gekoesterde wens – kijk ik uit op de tuin. De sprookjesachtige kerstverlichting heeft plaatsgemaakt voor sneeuwklokjes. Voor mijn werkkamerraam begint de papierstruik te bloeien en als je je neus in het eerste gele bloemtrosje steekt dan ruik je waarom ze ook wel winterliefde genoemd wordt.

Als het na een week lichte nachtvorst en blauwe vrieslucht overdag weer iets begint op te warmen en de regen miezert, blijkt mijn tuin een vogelparadijs. Groepen puttertjes pikken zaden uit de resten van de kaardebollen. Ze kiezen lavendel toe. Tot de zwerm geel zwarte vleugels en rode maskertjes weer opvliegt voor een dominante Vlaamse gaai. Ondertussen peutert de groene specht in het gras. Hij is oplettend maar snavelt toch lekker door als ik mijn kijker pak. Hij lijkt me recht aan te kijken: brutaal, snavel omhoog en rood petje achterstevoren op zijn kop. Alleen voor Kobus, de rode kater van de buren, weet hij van wijken.

Als ik iets later hout ga halen om een vuurtje te maken hoor ik de roodborst een klaterend liedje zingen. Als ik in de buurt kom blijft hij even stil. Pas zodra ik hem in het oog heb – hij zit in de nu al zachtroze bloeiende sneeuwbalstruik, hervat hij zijn lied. Tinkelend als een snel watervalletje laat hij horen wat hij in huis heeft. Het voelt alsof hij zich uitslooft, speciaal voor mij. Op mijn  terugweg over het gazon naar de keukendeur begeleidt hij me, terwijl ik voorzichtig de opkomende krokussen vermijd.

Ik trek me terug in mijn warme keuken. Ik verheug me op wat komen gaat in de tuin en ben me meer dan ooit bewust van het veranderen van de seizoenen. Vandaag duurt de dag alweer ruim een uur langer dan een maand geleden en ik ben niet de enige die dat merkt. Ik hoop dat mijn egel het comfortabel heeft in de mand die ik voor haar heb neergezet onder de struiken. En ik hoop dat haar kleintjes elders in mijn tuin een plekje hebben gevonden om straks weer iedere avond hetzelfde rondje te scharrelen door de dode bladeren die ik voor hen laat liggen.

Nu, na een jaar, hebben de mezen lang genoeg kunnen wennen aan de nestkastjes die ik heb opgehangen. Ik zie ze al rondhangen in de buurt en verkenningsvluchten uitvoeren. Het wordt vast een vruchtbaar voorjaar en vervolgens een goede zomer voor de rozen. De appelbomen vormen knoppen voor de appels die ik in september zal plukken en in de winter hoop ik de winterkoninkjes te horen zingen die dit voorjaar in mijn klimhortensia op zullen groeien. Áls kater Kobus ze niet te pakken krijgt.

 

 

 

 

 

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *