Deze merkwaardige zin prijkt op de gevel van een loods aan de Speerdistelstraat in Noord. Al vanaf de pont fiets ik in het kielzog van een antiquarische scootmobiel. De bestuurder draagt een rugzak, grijze dreads en een leren pilotenpet. Aan de ene kant van zijn bolide heeft hij op ingenieuze wijze een Quechua werptent bevestigd, aan de andere kant een klapstoel.
Een pannetje, een emaillen mok en ander kookgerei bungelen aan de rugzak. Een minder valide Amsterdammer op vakantie? Of een goed uitgeruste dakloze aan de zwerf? We gaan toevallig dezelfde kant op. Voor de loods houdt hij stil, onder de woorden ‘licht aan’ vlamt zijn aansteker op. Tijd voor een shaggie.
Ik fiets alleen verder, langs bouwplaatsen waar dure woningen verrijzen, langs industrie, garagebedrijven en horeca waar hipsters met baarden het terras bevolken. Ik fiets langs de Asterweg, en het vijfhoekje van straten dat vroeger heropvoedingskamp Asterdorp, of Schoremstad, vormde. Hier werden in de jaren twintig asocialen achter een hoge muur opgesloten. Eenmaal officieel gestigmatiseerd als schorem werd de kans op werk definitief de kop ingedrukt. Ik denk aan mijn reisgenoot van zojuist; honderd jaar geleden was hij vermoedelijk achter die muur weggestopt.
De bevreemdende mix van industrie en luxe appartementen, tegen een achtergrond van hijskranen, graffiti en roestige hekken, maakt plaats voor de idyllische laagbouw van Disteldorp. Onvoorstelbaar dat dit beeldschone stukje Noord ooit als tijdelijke oplossing is gebouwd voor de woningnood van begin vorige eeuw. Niemand had toen kunnen voorzien dat snel en goedkoop bouwen zo’n lange adem zou hebben. Ik nader het Mosplein en herken van afstand bibliotheekvestiging Van der Pek aan de rode letters OBA op de gevel.
Als ik mijn fiets aan de voorkant van het prachtige Amsterdamse Schoolgebouw parkeer bekruipt me de vraag of ik wel goed ben. Het lijkt een café! Achter de glazen gevel zie ik gezellige tafeltjes en stoeltjes, een bar met koffiemachine, watertap, chips en een fruitmand. Een Chinese moeder speelt een spelletje schaak met haar zoontje en twee mannen van middelbare leeftijd zitten in een loungehoek de krant te lezen. Het interieur is anders, stoer. Een mengeling van oud en nieuw. Door verschillende vides kijk je dwars door de drie verdiepingen heen. Robuuste oude balken zijn in het zicht versterkt met staalconstructies, en afgebikte bakstenen muren geven het pand de uitstraling van… Ja, van wat? Van een creatieve broedplaats in Noord. Van een gezellige huiskamer, een hip café en een kunstgalerie.
Op de tweede verdieping bekijk ik een fototentoonstelling over de sfeer van ‘Het Oude Noord’ met de onuitgesproken hoop dat die nooit zal veranderen. Zoals de Jordaan veranderde, de Pijp en Oud West. Maar kunnen we tegenhouden wat al begonnen is? En wat in dit bijzondere stadsdeel juist zo goed lijkt uit te pakken? Kijk maar naar deze OBA vestiging.
Ik vind mijn plek op de eerste verdieping. Via een erker kijk ik uit over het plein, de vide geeft me uitzicht op de begane grond en de entree. De scootmobielpiloot van daarstraks komt binnen. Zijn voertuig heeft hij voor de deur geparkeerd. Even later komt hij tegenover me aan een computer zitten. Uit zijn rugzak haalt hij een tas vol paperassen. Tijd voor de administratie.
‘Na storm in Noord gloort het licht aan…’ Wie die tekst ook bedacht, hij had gelijk.
Dit is aflevering drie, in een serie van 27.
Voor Paperback Radio van Amsterdam FM bezoek ik wekelijks een vestiging van de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Dat zijn er 26 in totaal, exclusief de oude Centrale Bibliotheek op de Prinsengracht die ik als eerste aandeed. Als ik alle bibliotheken gezien heb, bestaat de OBA op de kop af honderd jaar. Deze column heb ik voorgelezen op 12 juni 2018.
Klik hieronder om terug te luisteren: