Door de grote open ruimte die het Roelof Hartplein inneemt valt nauwelijks op hoe grootschalig de gebouwen die er staan eigenlijk zijn. Een welvend bouwblok van zeven verdiepingen met een toren domineert het uitzicht als je vanuit het westen komt aanfietsen. De detaillering is zowel sober als verfijnd en de symmetrie zorgt voor de rust en het evenwicht die het gebouw in al zijn grootsheid toch bescheiden doen lijken. De messing letters O P E N B A R E B I B L I O T H E E K zijn slechts een ingetogen sieraad aan de imposante gevel. Nostalgie verrast me wanneer ik het plein observeer, in deze driehoek schuilen blijkbaar veel herinneringen.
Huize Lydia, aan de westzijde, werd eind jaren twintig gebouwd als woongebouw voor Rooms Katholieke juffrouwen en mijn moeder nam er begin jaren zestig haar intrek als leerling verpleegkundige. Café Widschut ligt aan de noordkant van het plein met een schitterend terras op het zuiden. Als klein meisje kwam ik er met mijn grootmoeder om haar koffieroom en suikerklontjes te mengen met mijn Coca Cola. Een vlokkerig schuimende Spoetnik was het resultaat. Vies en spannend tegelijk. Ze wees me op het ‘zusterhuis’ aan de overkant, waar mijn moeder vroeger tijdelijk woonde, en de spitse toren die boven het dak uitrees. Een raket, zoals de Spoetnik, die de ruimte leek te zoeken.
Aan de zuidkant pronkt Het Nieuwe Huis, het Amsterdamse School monument dat, komend vanaf de Overtoom, in de hele Van Baerlestraat het beeld bepaalt. Het is gebouwd als particulier wooninitiatief door coöperatieve woningbouwvereniging ‘De Samenwerking’. De spectaculaire moderniteit was dat het bestemd was voor alleenstaande mannen èn vrouwen. Naast 188 woningen bood het onder meer ook plaats aan een rijwielstalling en een leeszaal. De rijwielstalling is nu een fietsenwinkel. Achttien jaar geleden kocht ik er het eerste fietsje voor mijn dochter en, geloof het of niet, de merknaam was Raket. Op weg naar montessorischool De Wielewaal keek mijn dochter iedere dag omhoog naar de raket op het dak naast Huize Lydia waarvan ik haar verteld had dat hij op een dag het luchtruim zou kiezen.
En de leeszaal? Die is er nog steeds. Het is nu de openbare bibliotheek. Vandaag is het er druk. Ik neem plaats aan een houten lessenaar met ingebouwde inktpot en pennengoot, op zoek naar een verhaal. Nieuwsgierig klap ik het dekseltje van de inktpot open. Het blijkt tegenwoordig een stopcontact. Ik sta op en loop langs de piano naar de binnentuin. De weelderige oase achter de openslaande deuren lonkt naar me, maar een bordje houdt me tegen. Verboden voor bibliotheekbezoekers. Ik vang slechts een glimp op van de balkons en het uitzicht van de alleenstaande dames en heren. ‘Teplettervallen is een goede dood’ schreef Jan Arends op de vijfde verdieping van dit gebouw. Voor hij sprong.
Via het marmeren trappenhuis met glas-in-loodramen ga ik naar de kinderafdeling. De vloerbedekking is een soort stripverhaal. Keith Haringachtige figuurtjes schreeuwen op een knalgele ondergrond om mijn aandacht net als een wand met informatieboekjes van het Documentatiecentrum, uitgegeven door Noordhoff. Titels als ‘Alles over windmolens’, ‘Jagers en verzamelaars’ en ‘Hoe word ik doktersassistente’ staan keurig in het gelid. Ik kies het laatste werkje en ga zitten op een bankje met uitzicht op de Spoetnik aan de overkant. In het boekje, uitgebracht in 2017, is de doktersassistente consequent een ‘zij’ en de dokter een ‘hij’. Wat De Samenwerking in 1927 al begreep, begrijpt Noordhoff nog steeds niet. Mannen komen van Mars en vrouwen komen van Venus, en daar brengt zelfs een raket geen verandering in.
Dit is achtste column, in een serie van 27.
Voor Paperback Radio van Amsterdam FM bezoek ik wekelijks een vestiging van de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Dat zijn er 26 in totaal, exclusief de oude Centrale Bibliotheek op de Prinsengracht die ik als eerste aandeed. Als ik alle bibliotheken gezien heb, bestaat de OBA op de kop af honderd jaar. Deze column is voorgelezen op 17 juli 2018. Gast was zanger, schrijver, dirigent en leuk mens Jan Paul van Spaendonck.