Wanneer ik mijn fiets parkeer op het Dorpsplein van Duivendrecht holt een klein jongetje voor z’n moeder uit, steeds een rinkelend kleurrijk ding omhoog gooiend. Voor mijn voeten valt het op de stoeptegels kapot.
‘Dat zei ik toch, zo gaat het stuk!’ zegt z’n moeder. Het ventje kijkt me beteuterd en hulpzoekend aan. ‘Geef maar,’ zeg ik, ‘ik kan het denk ik nog maken.’ Het is een sleutelhanger, met een verzameling knuffeltjes en prulletjes eraan, en één sleuteltje. Het clipje is kapot, dus ik haak alle losse dingetjes aan een splitring die ik van mijn sleutelbos haal. Het jongetje straalt. ‘Geef die mevrouw een brasa,’ zegt z’n moeder en prompt heb ik twee armen en een schonkig lijf om m’n benen.
Eenmaal in de bibliotheek op het plein zie ik een roodfluwelen troon van twee verdiepingen met ruimte voor minstens zestien kinderen, maar er zit niemand. Ertegenover staat eenzelfde exemplaar op het zachtgroene bibliotheeklinoleum, met daarop een oma, twee kleine meisjes en een flexwerker. Dat laatste weet ik omdat ze me dat even daarvoor met gepaste trots vertelde. Ze is geen bibliothecaris. Ze zwerft van bibliotheek naar bibliotheek en leest vandaag voor in Duivendrecht. Het is woensdagmiddag en het boek ‘Kunnen zebra’s rolschaatsen?’ van Quentin Gébran ligt klaar.
Omdat het me een relevante vraag lijkt, schuif ik aan. Ik heb een troon voor mezelf. Het kleinste meisje luistert ademloos toe terwijl ze af en toe vol overgave haar neus ophaalt. Het andere meisje wordt continue afgeleid door haar moeder die huishoudelijke mededelingen roept, dwars door de bibliotheek en het verhaal heen. Ik had dit type vrouw – blonde paardenstaart, kekke sneakertjes, design zonnebril en in de vaste veronderstelling dat alles om haar draait – eerder in Oud Zuid verwacht dan hier.
Als het boek de prangende vraag stelt waarom muggen nooit naar de dierenarts gaan, roept moeder vanaf de uitgang dat ze even terug naar huis gaat om de vergeten bibliotheekkaart op te halen. Het meisje blijft achter, met nog minder concentratie dan toen haar moeder nog stoorzender was. Het antwoord op de muggenvraag laat zodoende op zich wachten, waardoor ik tijd heb mijn omgeving in me op te nemen.
Drie kinderen zitten onder toeziend oog van hun moeder spelletjes te doen op een computer. ‘Ja, man! Je kan ‘m nu tjappen,’ klinkt het in het heetst van de strijd. ‘En nu moet je die moesoe bokonko geve.’ Gelukkig was de Ghanese bibliothecaresse zo lief om me haar login voor de wifi hotspot te geven zodat ik de woorden die ik niet begrijp kan opzoeken. Er moet blijkbaar iets gehapt worden en een muis krijgt een pak op z’n donder. De moeder geeft de zoon een tikje op z’n wang; ‘jij netjes praten!’ Ze leert Nederlands, en is zelf af en toe aanwezig bij voorleessessies voor niet Nederlanders die de taal willen leren, vertelde de bibliothecaresse me.
Her en der staan tafels met boeken op een aantrekkelijk manier tentoongesteld. ‘Waarom de koning geen kroon draagt’ staat rechtop naast ‘Alles over robots’ en van een andere tafel kijkt Anne Frank me vorsend aan. Achter het raam staat ineens een zwart ventje enthousiast naar me te zwaaien. Het is het jongetje van de sleutelhanger.
Hij geeft me vanachter het raam een kushandje. Ik blaas er een terug. Het achtergelaten meisje is inmiddels bedaard en het voorlezen gaat verder. ‘Weet je waarom muggen nooit naar de dierenarts gaan? Omdat ze bang zijn voor prikjes.’
Dit is aflevering zes, in een serie van 27.
Voor Paperback Radio van Amsterdam FM bezoek ik wekelijks een vestiging van de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Dat zijn er 26 in totaal, exclusief de oude Centrale Bibliotheek op de Prinsengracht die ik als eerste aandeed. Als ik alle bibliotheken gezien heb, bestaat de OBA op de kop af honderd jaar. Deze column is voorgelezen op 3 juli 2018. Rapconsultant Kim Ramos en rapper Wowie zijn te gast in een levendige uitzending over rap in Nederland, straattaal en ’the last poets’.
Hieronder kun je de aflevering integraal terugluisteren: