Het is koud en grauw als ik aan het einde van de middag van West naar Oost fiets. Zelfs zonder regen word je nat van dit weer. Halverwege, ter hoogte van waar ik in gedachten altijd het Paleis van Volksvlijt zie maar in werkelijkheid het Financiële Fort van de Nederlandse Bank domineert, betrap ik mezelf op hardop zingen. Het komt vast door de Jumbo-reclame dat ik al weken in een Winter Wonderland leef. Ik kijk snel achterom. Niemand. Zachtjes verder neuriënd bereik ik mijn doel: de bibliotheek op de Linnaeusstraat.
Ik stap door de saaie voorgevel. Bij de entree staat een tafel met daarop een dampende jaren zeventig soeppan, beige, met oranje en bruine bloemetjes. De tomatensoep geurt me tegemoet. De bibliotheek is overwegend zwart geschilderd, van plafond tot wanden, met in het midden als een soort looppad een brede baan in brandweerwagenrood. Zelfs het inmiddels zo vertrouwde OBA linoleum is ter plekke knalrood. De hel van Dante. Maar dan gezelliger. Groene lichtjes flikkeren om de halzen van in stemmig zwart geklede leden van het Amsterdams Kerstkoor. Het is tijd voor de traditionele kerstzang. Ik verheug me er op. Van alle kanten worden stoelen aangedragen, want de geïmproviseerde concertzaal raakt steeds vol.
Het koor zet vol overgave Joy to the world in. Met hun meerstemmige harmonie verwarmen ze harten. Zelfs mijn verkleumde vingers warmen op. Of komt dat door het klappen? Ik droom weg als ze Hoe lijdt dit kinneke zingen. Al mijmerend ga ik terug naar mijn kinderjaren. Ik zit weer op het oranje kussen met bruine bloemetjes ademloos naar de ronddraaiende kerst-LP op de beige koffergrammofoon te kijken. Voor het eerst dringt de tekst tot me door en begrijp ik dat de titel op de hoes van de langspeelplaat heus wel goed gespeld was. Hoe leit dit kindeke, met E I en een T …
Ik kijk op en zie het hele koor de OE tot in perfectie articuleren voordat hun monden zich weer strekken tot de EI. Ik focus op de zich steeds vervormende monden van keurige rondjes, via tuitjes naar spleetjes. Mijn ogen beginnen te tranen van zoveel nostalgie. Jaren geleden kreeg ik een zelfgefotografeerde kerstkaart van mijn oom Jan. Op de voorkant stond een keramieken beeldje van een elfkoppig koor met open mondjes. Jan kon, getroffen door een hersenbloeding, niet meer goed praten, en sowieso niet meer zo goed meekomen in het dagelijks leven. Maar boetseren en schilderen kon hij als de beste. Hartstikke leuk hoor, zei hij dan. Of fantastisch hoor, Godverdommme nou, maar daarmee had hij alles wat hij te zeggen had wel gezegd.
Samen met zijn vrouw probeerde hij er nog wat van te maken en zo kwamen ze af en toe op mijn peuterdochter passen. De boekjes die mijn tante dan aan mijn dochtertje voorlas sloten perfect aan bij de belevingswereld van Jan. Iedere keer weer kon hij gieren van het lachen als het krekeltje dat niet tjirpen kon van Eric Carle op de laatste pagina tóch bleek te kunnen tjirpen.
Mijn oom Jan.
Hij was gefascineerd door de articulerende koormonden en hij móést er een beeldje van maken. Hij kon die mondjes ook perfect nadoen en er dan heel hard om lachen. Fantastisch hoor! Zei hij dan, dijenkletsend.
Eenmaal thuis, na prachtige kerstliedjes en een heerlijk bakje tomatensoep, sta ik voor de spiegel. Mijn mascara is uitgelopen tot zwarte kringen en een zwarte druiper over mijn wang. Ik pak een wattenschijfje uit een zeshoekig keramieken potje en veeg het schoon. Zorgvuldig draai ik het dekseltje drie keer rond om de hoek te vinden die het potje perfect sluit. Het potje is een baksel van Jan. Hij is er niet meer, maar hij liet mooie dingen na.
Dit is de 23e column, in een serie van 27, vanuit OBA vestiging Linnaeusstraat.
Voor Paperback Radio van Amsterdam FM bezoek ik wekelijks een vestiging van de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Dat zijn er 26 in totaal, exclusief de oude Centrale Bibliotheek op de Prinsengracht die ik als eerste aandeed. Als ik alle bibliotheken gezien heb, bestaat de OBA op de kop af honderd jaar.