Het is niet de eerste keer dat ik zorgvuldig een activiteit uitkies op de agenda van de OBA website om bij aankomst te ontdekken dat de agenda niet klopt. Vanochtend ben ik stipt om 10:00 uur bij de vestiging Diemen voor de Leesclub Makkelijk lezen. Er zal voorgelezen worden uit makkelijke leesboekjes en daarna is er ruimte voor gezellige gesprekken. Er is niemand. Een invalmedewerkster doet navraag bij een collega en maakt vervolgens uitgebreid excuses voor deze omissie. Ze vertelt me ook dat het normaal veel drukker is op deze vestiging. Het geeft niet. Een door mijzelf opgelegd streven is dat ik op deze expeditie iedere bibliotheek één keer bezoek en niet terugga op een ander moment. Omdat ik daar stiekem al een keer een uitzondering op heb gemaakt is het vandaag wat het is, in goede en slechte tijden, druk of rustig. Dat hier aanstaande zaterdag door debuterend dichter Katelijne Brouwer en Matthijs van der Laan Zaterdicht wordt gepresenteerd en dat dat vast buitengewoon inspirerend zal zijn, biedt dus geen soelaas.
Ik kijk rond. Zwarte muren, boekenkasten in de diagonaal, oranje en lichtblauw meubilair op een pointillistisch linoleum in bijpassende kleuren, en een enorme glazen gevel. Het is er helder en licht en dat wordt benadrukt door de zon die dit jaar al in februari besloten heeft dat het tijd is om de lente in te luiden. Er komt een oude dame binnen met muts en geel hesje. Ze wil een boek bestellen. De medewerkster geeft aan dat het tot twee uur zelfbediening is en dat ze boeken gewoon thuis kan bestellen. Aan het gezicht van de mevrouw zien we allebei dat dat niet het goede antwoord is. ‘Als u even wacht, dan maak ik mijn gesprek af en daarna help ik u’. Zo geschiede. Ik ga mijn eigen weg en hoor op de achtergrond hoe de oude dame met muts en geel hesje op haar wenken bediend wordt.
Ik ben inmiddels geboeid door een muizenhuis dat door ene Gerda in navolging van Karina Schaapman is gemaakt tussen haar chemokuren door. Het is een meesterwerkje van geduld en handvaardigheid. Tien schoenendozen zijn tot in detail ingericht en geschakeld en gestapeld tot een parallelle wereld van gehaakte muizen. Vooral de fourniturenwinkel met miniatuur bolletjes wol, kantjes en bandjes en keurig in schappen opgevouwen couponnetjes vind ik meesterlijk. De melkwinkel kreeg Gerda niet af. Ergens tussen het verven van gele edammertjes en het leggen van zwart/wit blokkenzijl toonde de kanker zich sterker. Het ontroert me, dat iemand troost vindt in het namaken van een Muizenhuis en dat de bibliotheek daar de schoonheid van inziet en er een klein monument voor opricht. En dat er heel veel mensen met genoegen naar kijken.
Gaandeweg druppelen er mensen binnen. Een klein ventje kruipt met koptelefoon met oordoppen zo groot als de hele zijkant van zijn gezicht achter een computer. Vanachter de boekenkast hoor ik hem hardop mompelen en een geluid produceren dat ofwel een poging tot beatboxen is, of geweerschoten kracht moeten bijzetten. Na een tijdje komt de invalmevrouw hem tot stilte manen: ‘jij hebt dan misschien een koptelefoon op, maar wij horen jou gewoon hoor!’ Aan de leestafel zitten meer scholieren rustig te werken, op een dinsdagochtend met stralend weer terwijl de invalster op de achtergrond aan de lopende band handelt in strijd met de zelfbediening. Ze is behulpzaam en vol aandacht en vertrouwt mij toe dat zij zelf als scholier liever buiten had gespeeld dan in de bieb achter een werkstuk had gezeten. In geen een bibliotheek ben ik zo lang gebleven als in deze, kalm observerend en typend op mijn Macbook air. Het voelt gemakkelijk als een luie zondagmorgen.