Je vindt ze in ieder provinciestadje, maar in Amsterdam zijn ze een opvallende eigenaardigheid: oude arbeidershuisjes van meestal maar twee verdiepingen hoog. Vaak liggen ze verscholen in een hofje, of in historische dorpjes opgeslokt door de gulzige stad. Met een beetje geluk draagt de straat een poëtische naam als de Slatuinenweg en zelfs de drukke Overtoom heeft haar eigen poppenhuisjes. Ik ga naar een locatie hartje centrum. Op nog geen steenworp van het drukste plein.
Het geveltje is veelbelovend en een mooie steen dateert het pandje op 1880. De eigenaresse doet open. Type bloedmooie sloddervos. Met zulke benen, asblond haar en een gaaf elfengezichtje kan ze zich enige slonzigheid veroorloven. Het maakt haar zelfs mooier. Ze schenkt koffie in geblutste bekers die in kleurrijke variatie aan een antiek rekje hangen. Het granito aanrecht is qua hoogte in verhouding met het huisje en ze moet zich bukken om van achter het houten paneeldeurtje daaronder een gedeukt koektrommeltje te voorschijn te toveren. Gezellig!
In een oogopslag schat ik het huisje op waarde. Alles is oud, niets deugt maar het heeft een ongekende charme. De bladderende matte verf in vergrijsde blauwtinten, smoezelige koperen kranen, gebarsten granito badkamervloer en het krakende steektrapje naar de balkenzolder doen met het huis wat de slonzigheid met de eigenaresse doet. De ramen met roedeverdeling tussen het bobbelende getrokken glas houden de harde buitenwereld op gepaste afstand, alsof je onder water leeft en de werkelijkheid gefilterd wordt.
De bouwvalligheid wordt gemaskeerd door een verzameling decoratief textiel, een koeienvel en allerlei antieke rommeltjes die ik zelf ook onmiddellijk wil hebben. Een grote vaas met wilde bloesemtakken en de bloeiende blauwe regen tegen de voorgevel maken het sprookje compleet. Dit verkoopt! Als ik wil gaan zitten roept ze ‘Pas op! Niet op die stoel. De poot zit los.’ Snel schuift ze een ander exemplaar mijn kant op. Minder mooi, maar tenminste functioneel.
We praten over het huis en ik maak aantekeningen. Op mijn vraag naar gebreken haalt ze haar schouders op: ‘Nee, mij is niets bekend.’ Uit ervaring weet ik dat ik daar vooral niet tegenin moet gaan. Ik zie wat ik zie en denk er het mijne van. Bovendien, vochtplekken op het plafond liegen niet. Ik informeer bij haar of er iets bekend is over de fundering. Op de gevel zag ik namelijk scheurvorming en de vloer zou een rollende knikker een flinke versnelling meegeven.
‘Goed nieuws!’ Ze begint triomfantelijk te rommelen in een mahoniehouten commode en haalt er een brief van de gemeente uit. In dit schrijven van een aantal jaar geleden staat dat de gemeente naar aanleiding van een vloer- en rollaagwaterpassing voorlopig geen aanleiding zag tot verder onderzoek.
In ieder geval geen slecht nieuws, inderdaad.
‘Dat was toen zo spannend!’ Zegt ze. ‘Ik had het huis net gekocht en was als de dood voor de uitkomst. Ik was zo blij met deze brief! Super toch?!’ Haar wangen kleuren er nog rood van.
De verkoopster vult voor de verkoop een vragenlijst in. Op alle vragen met betrekking tot het onderhoud geeft ze rooskleurige antwoorden, op veel punten stuur ik bij en introduceer ik een objectievere waarheid. Een heel leger aan jonge stellen komt op de prachtige Funda presentatie af en valt net over de drempel als een baksteen voor het huis. Ik toon lekkageplekken en gierende ketel, schrale verf en ruitbreuk en geef een grove schatting van de kosten voor onderhoud. Het zit de opbrengst niet in de weg.
We tekenen een koopakte mèt ouderdomsclausule en verkoopster antwoordt stralend dat ‘alles naar behoren functioneert’ en dat ze – nadat de notaris haar wijst op de mededelingsplicht van verkoper- alles heeft verteld dat aan koper verteld behoort te worden. Als laatste artikel laat ik nog opnemen dat de koper een bouwkundige keuring heeft laten doen en bekend is met de inhoud daarvan.
Een maand na de oplevering word ik gebeld door een woedende koper. Er is een brief van de gemeente gekomen: ‘Aan een langlopend project komt een einde. Het funderingsherstel gaat binnenkort beginnen.’ Er blijkt na die fijne brief van jaren geleden nog heel wat meer te zijn gecorrespondeerd. In het archief vind ik de volgende dag ook brieven van mijn opdrachtgever waarin ze onder meer bezwaar maakt tegen het graven van een onderzoeksput en de uiteindelijke uitkomst van het onderzoek aanvecht… Het elfengezichtje verwringt zich tot een heksentronie als ze even later voor me zit. Ze was het ‘gewoon even vergeten’.
Gelukkig zegeviert uiteindelijk het recht en draagt ze fors bij in de kosten voor de nieuwe fundering. Ze vond het wel vreemd dat ik haar niet steunde en dat ik voor de rechter de waarheid – en niets dan de waarheid – sprak. Zo komen wij als kantoor dus aan die enkele slechte beoordeling op Funda…