Druk

Met te veel stress in mijn lijf spring ik op de fiets om nog net op tijd op een afspraak te  zijn. Ik zigzag – via stoep, geparkeerde fietsen en een afgezette rijbaan voor een verhuislift – naar het fietspad van mijn rijrichting. Net als ik op snelheid ben en mijn jas wil losknopen schiet er een nietsziende Spaanse, achtervolgd door een rolkoffer, het fietspad op. ‘¡JODER! roept ze. ¡LOCA! bijt ik haar toe. Ik ken langere vloeken in het Spaans maar omdat ik al weer buiten gehoorafstand ben foeter ik die binnensmonds.

Even later, bij het Rijksmuseum, kom ik preventief luid bellend en stevig doortrappend in de onderdoorgang alsnog in aanvaring met een man die meer aandacht heeft voor zijn selfiestick dan voor de buitenwereld. Hoe kan het toch, dat de werkelijkheid altijd mooier lijkt op een telefoonscherm? Ik realiseer me dat ik op dit moment ook weinig bijdraag aan de schoonheid  van het decor, dus ter plekke beter ik mijn leven en glimlach hem vriendelijk toe.

‘No worries mate, take care!’ Iets rustiger fiets ik verder. De groep meanderende Italianen op felgekleurde huurfietsen ontwijk ik dankzij veel ervaring en grote wendbaarheid. Gelukkig is mijn route gezegend met het volledig ontbreken van bierfietsen. Wat een bof!

Eenmaal op locatie, per ongeluk toch vijf minuten te laat, piept mijn telefoon een boodschap van mijn klant door. ‘Vreselijk huis… Had haast. Ben al weg.’ Shit. Maar nu ik hier toch ben kan ik net zo goed even kijken. Voor de deur gonst het. Een gekkenhuis zo te zien. Op de trap moet ik wijken voor een paar collega’s met hun gevolg en eenmaal binnen kan ik door de mensen het huis niet meer zien. En dat is misschien maar beter ook, want wat een bende. In volstrekt rotte kozijnen is dubbel glas geknutseld, vastgespijkerd met een glaslat van nauwelijks twee millimeter dik. Het appartement wordt verwarmd met een roestige oude Pelgrim (die zijn onverwoestbaar, zo veel is waar) en warm water komt van een geiser die z’n zuurstof rechtstreeks aan de ruimte ontrekt. Het zou me niet verbazen als het voormalige huurhuisje vrij is gekomen vanwege een plotselinge vergiftiging van de huurder, er is nergens een koolmonoxide melder te bekennen.

‘De vraagprijs ligt er al, hoor!’ Papegaait een begin twintiger in de hoedanigheid van assistent makelaar dat wat hij al zo vaak van zijn collega’s gehoord heeft. Ik vlucht het huis uit en stap op mijn fiets. Halverwege de gracht stap ik af om me voor het eerst die dag te realiseren hoe mooi het nu eigenlijk is. Ineens sta ik oog in oog met de herfst. Ik wandel verder over het plein. Het plaveisel is bezaaid met gevallen bladeren, variërend in kleur. Heldergroen, okergeel, oranje, goudbruin, kastanjebruin en glanzend diep rood. Een caleidoscoop van vergankelijkheid. Najaar. Een blaadje springt er letterlijk tussen uit. Het is lichter dan de rest. Het is vergaan tot een skelet van adertjes, kwetsbaar en breekbaar. Een zuchtje wind pakt het op en blaast het weg.

Ik zet mijn fiets op slot en ga zitten op het terras van Café Schiller waar ik me toevallig voor bevind. Het is vijf uur en ik besluit het er van te nemen. Onderaan de lijst met ‘rood per glas’ staat een Rhône wijn van Domaine Elodi Balme uit 2016. Laat de drukte en de armoe maar de kolere krijgen: die wil ik! In het gouden licht van een herfstnamiddag drink ik in mijn eentje het lekkerste glas wijn dat ik in lange tijd dronk. Terwijl ik nippend geniet van wat er gebeurt als je de natuur zijn gang laat gaan, zwalken en dolen de toeristen fietsend en voetsend over het plein. Ik gun het ze, een proefje van mijn stad. Proost, geniet ervan! Ik knijp wel een oogje dicht voor de drukte maar hoop tegelijkertijd dat onze toekomstige burgemeester een manier vindt haar een beetje te delen met de rest van ons land.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *