Wij hebben Amsterdam ingeruild voor de Veluwe. Geen rolkoffers meer die je bij nacht en ontij wakker hobbelen en geen Spaanse toeristen die zigzaggend op hun huurfiets het verschil tussen stoep en fietspad niet plegen te begrijpen. Wij wonen nu landelijk, midden in de natuur. Dat trekt zo zijn eigen soort toeristen.
De afgelopen maanden word ik regelmatig op zondagochtenden opgeschrikt door pelotons kleurrijk uitgedoste racefietsers. Wanneer je in een groep van zeven man met een vaart van veertig kilometer per uur door mijn straat racet, moet je blijkbaar hard schreeuwen om de achterhoede bij te praten over de afgelopen week. Vanuit mijn slaapkamer vang ik flarden op, vaak onderbroken door een keihard uitgeroepen ‘TEGEN!’ wanneer er een auto nadert. Ik woon, weet ik inmiddels, aan een van de populairste fietsroutes van het land.
Als mijn lief en ik op onze bescheiden Gazelles een middagje in rustig tempo de Lange Juffer richting Posbank beklimmen, moeten we niet zelden uitwijken voor zo’n groepje mannetjesfietsers in met reclame bedrukte lycra pakjes. Met een duizelingwekkende snelheid zoeven ze de heuvels af. Omdat ze geen bel hebben, roepen ze en naar te laat reagerende tourfietsers zoals wij, schelden ze. Soms veroorzaken ze ongelukken. Met mountainbikers kruisen mijn wegen iets minder vaak. Hun natuurlijke habitat blijkt voornamelijk modder te zijn en dat wijkt gelukkig nogal af van de mijne. Bovendien zijn er voor hen paden uitgezet waarop ze vooral hun collega mountainbikers naar het leven staan. Sinds kort staat ook bij ons in de schuur zo’n mountainbike.
Afgelopen jaar heb ik samen met mijn wederhelft nog de draak gestoken met al dat fietsend mannenvlees. We hebben ons vrolijk gemaakt over een passerende zestigplusser met omvangrijk gebuikte strak verpakt in een Heinz Tomato Ketchup shirt. Er onder droeg hij een witte wielrenbroek die bijna niets verhullend doorscheen naar een donkerbehaard hol. Uit ballorigheid ben ik op mijn pedalen gaan staan om me nog net iets langer te kunnen vergapen aan het uitzicht. Wat wij ook zouden doen, spraken we met elkaar af, wij zouden echt nooit zo’n pakje aantrekken.
Wat schetst dus mijn verbazing wanneer ik gisteravond in onze eigen wasmand een heus wielrenpakje aantref. Goed, goed, er staat géén reclame op en het is gelukkig zwart aan de onderkant, maar de man begeeft zich overduidelijk op een hellend vlak. Nadere inspectie van het gevalletje leert me tot overmaat van ramp dat het hier om een one-piece gaat, een soort hansop met over de schouders spannende hengsels en een diep decolleté tot halverwege de – ik mag het zeggen – iets te dikke buik. Hier hoort nog een shirtje overheen. Ik durf alleen maar te hopen dat het niet dat knalgele Fat Bastards Cycling Team shirt bedrukt met donuts is, dat onlangs open stond op zijn computerscherm.
Als “zondagochtend held” op de MTB herken ik je verhaal. Maar zo’n hansopje zit zo lekker elastisch om onze goddelijke iets te dikke sportieve lichamen! Kleed zo lekker af…
Ach Robbert, van mij mogen jullie. Alleen wel uittreken in het donker!