Jachtverhalen

Een keer per jaar ontsnap ik de dagelijkse werkelijkheid en trek ik me terug in het paradijs. Niet om vakantie te vieren maar om te werken. Keihard te werken. In de Spaanse Pyreneeën ontferm ik me over een paar honderd met uitsterven bedreigde koeien op een historisch landgoed met bos, bergen en olijfgaarden. In de herfst halen we de olijven van de bomen.

Ooit, in de middeleeuwen, was dit een bloeiende gemeenschap van wijnbouwers, herders, olijventelers en kolenbranders. Nu is het gebied bijna vergeten, alsof het alleen maar in mijn dromen bestaat. Het landgoed, dat de naam Baussitges draagt,  was eigendom van een oud Spaans geslacht van landadel, de familie De Camps. Verspreid over de twee valleien staan nog diverse oude ruïnes van boerderijen en kapellen. Een ingestorte boogbrug over de rivier markeert  de plek van een handelsweg die al door de oude Romeinen gebruikt werd. In deze wildernis, een uur gaans over onverharde weg, dwars door rivieren en wildlopende Albera koeien, ligt een kleine oase met drie huisjes, een schuur, een kippenhok en een groentetuin. Mijn paradijs: La Llosa.

Omdat het bloed kruipt waar het niet gaan kan en ik stiekem een gewoontediertje ben, voel ik een dringende behoefte tot bibliotheekbezoek. Een openbare bibliotheek is niet voorhanden, laat staan een OBA, maar langs de muren van de schuur staan in handgetimmerde kastanjehouten kasten de boeken van generaties veilig opgesteld in rijen van twee.  Nauwelijks leesbare ruggen, schimmelige pagina’s en niets van later datum dan 1970. Ik ontdek een mooie uitgave van Cervantes’ Don Quijote die ik besluit veilig te stellen voor de eeuwigheid, en dan, tussen een boek met oude kaarten en een dagboekje met foto’s uit het begin van de vorige eeuw, vind ik ‘Historia’s de caza’.  Verhalen van de jacht, geschreven door de in 1939 overleden Marquez de Camps, oud bezitter van dit landgoed en ooit minister van landbouw.

Ik trek me terug bij de rivier en begin te lezen. Liggend op mijn rug hoor ik in de verte honden blaffen, paardenhoeven trappelen en zwijntjes krijsen. Er is weinig nodig om me in te leven, de markies trekt me er aan mijn haren bij. Mijn hartslag gaat omhoog wanneer ik me realiseer dat het hondengeblaf zich niet alleen in mijn verbeelding afspeelt. Ik hoor geweerschoten en bellen rinkelen. Er wordt hier nog steeds gejaagd. Het enige verschil is dat de jagers nu walkietalkies dragen en de honden een zender. Ik schrik op uit mijn spannende verhaal als er iets later een helikopter overvliegt. Een echte. In dit gebied betekent dat slecht nieuws. Brand? Een zoekacties naar een vermist persoon?

Aan het einde van de avond krijgen we het vreselijke nieuws dat er die middag een jager is overleden. Hij beantwoordde de oproepen van de anderen niet meer en zijn honden blaften alarm. Na een uur zoeken troffen zijn jachtkompanen hem niet meer in leven aan… De honden waakten over hem, zijn nek gebroken. Niemand weet precies wat er gebeurd is en niemand zal het ooit weten.  Een jachtverhaal met een droevig einde.  Omdat de oude markies er niet meer is, schrijf ik het op. Ik vouw het vel papier op en verberg het in het boekje dat ik weer terug steek in de boekenkast. Voor iemand anders om het jaren later terug te vinden. Want dingen vergaan niet als ze verstopt worden op een plaats die door mensen vergeten is.

Zaterdag zitten we met z’n allen in de bar in het dorp beneden. De begrafenis is net afgelopen. De familie is direct na de dienst in stilte vertrokken. De andere jagers en de dorpsbewoners drinken una copa op hun vriend. Zelfs de stoerste mannen laten een traan om dit jachtverhaal.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *