Zeg het maar jongen

Op het monumentale bordes van een prachtig pand uit 1650 tref ik Kevin en z’n vader. Allebei in roze overhemd, gespannen over een indrukwekkende buik. Ze komen helemaal uit Zuid Limburg om dit huis te bekijken. Die toelichting is overbodig want dat had ik aan de fluwelen g en de muzikale intonatie natuurlijk allang gehoord. Kevin is jong, hooguit 22, maar toch blijkt hij het meewerkend voorwerp. Hij zoekt een huis, voor zichzelf en zijn zwangere vriendin. Ik neem het voor kennisgeving aan en leid ze als een soort Floortje Dessing door het pand. Langs antieke schouwen met Delfts blauw tegelwerk, over een wentelende eikenhouten trap uit een voormalig kerkje, tot aan het dakterras op de 5e verdieping met uitzicht op de Westerkerk en Atlas die de wereld op zijn schouders draagt op het Koninklijk Paleis. Net wanneer ik vader en zoon wil vertellen dat dit terras met vergunning is gebouwd, zegt pa tegen Kevin: ‘Nou jongen, zeg het maar tegen die mevrouw.’

Kevin is stil, kijkt bedremmeld naar de grond en zegt dan, terwijl hij me even aankijkt: ‘Nou, doet u maar. Dat huis.’ In het zachtste Limburgs, met de twee t’s haast onuitgesproken. Ik ben er stil van. Terwijl ik me probeer te herpakken vormt zich in mijn hoofd het beeld van een bonbondoosje waarom ik zorgvuldig een lint strik voordat ik het over de toonbank naar hem toeschuif. Maar zo simpel is het niet. Ik vraag hem zijn bod schriftelijk te bevestigen, met persoonsgegevens, ontbindende voorwaarden en de gewenste opleverdatum. Hij vraagt: ‘Wat kost het huis ook al weer? Ik antwoord: ‘1,2 miljoen, kosten koper.’

‘Da’s goed.’, zegt Kevin. En weer spreekt hij de laatste t-klank niet uit.

Op weg naar beneden vertel ik hem over een op het perceel rustende erfdienstbaarheid, over de plannen voor de herprofilering van het straatje en allerlei zaken waarvan ik het belangrijk vind dat hij het zich realiseert. We spreken af dat hij mij zijn voorstel mailt en dat ik hem alle relevante stukken toestuur. Eenmaal beneden in de woonkeuken vraagt hij of ik misschien nog een garage te koop heb. Ik vertel hem over een nabijgelegen garage met liftsysteem maar hij onderbreekt me. ‘Ik heb nogal een grote auto. Niet zo groot als m’n baas, die heeft een Phantom, maar ik heb een Ghost.’ Ik weet niet veel van auto’s maar hier rinkelt ook bij mij een bel: we’re talking Rolss-Royces… Ik beloof het uit te zoeken.

Vader vertelt dat Kevin een paar jaar geleden een erfenis van een oom uit Australië heeft gekregen. De oom had ooit een postbedrijf opgezet en was daar schathemeltjerijk mee geworden. Kevin werkte toen nog in loondienst voor grote publieke werken. Als chauffeur van rupsvoertuigen, grondverzet. Inmiddels heeft hij zich ingekocht in een nieuwe BV van zijn werkgever. In z’n werk is niet veel veranderd, hij verzet nog steeds bergen zand, maar in z’n financiële situatie wel: hij is binnen.

Weer terug op kantoor bel ik mijn opdrachtgever met dit wonderlijke verhaal. We besluiten het bod te accepteren maar houden in ons achterhoofd enige reserve. Dit is te mooi om waar te zijn. Wat onderzoek naar de koper leert me dat er inderdaad ooit een postmagnaat is geweest in Australië met dezelfde achternaam en dat de CEO van ‘s lands grootste grondverzetter in een Phantom rijdt. Vol goede moed tekenen we het koopcontract bij de notaris. Kevin komt met de trein en zit met rode konen aan tafel. Hij heeft zweethanden wanneer hij onze felicitaties in ontvangst neemt. Op de laatste dag van de wettelijke 3 dagen bedenktijd ontvang ik een e-mail van Kevin: ‘Het spijt me, ik zie er toch vanaf.’ Wat er van deze transactie overblijft is een mooi verhaal.

2 comments on “Zeg het maar jongen

    1. Wat leuk: dank je wel! More’s coming right up. Het idee is iedere vrijdag een stukje te publiceren.

      Groet, Simone

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *