Turducken, zalig zijn de vreetzamen

De truc is dat je ze van achteren benadert, met een scherp mes, en dan voel je langzaam je weg naar binnen, botje voor botje. Ik heb het eerder gedaan en draai er mijn hand niet meer voor om. Eerst de kalkoen, dan de eend en dan het kippetje. Het kost me een half uur per beest om ze voorzichtig van alle botjes te ontdoen. Vervolgens vul ik de kalkoen met de eend, de eend met de kip en de overgebleven ruimtes met een vulling van paddestoelen, gehakt, knoflook, kastanjes, appel en cognac: turducken. Ik masseer het gedrocht in vorm en braad het af tot een botloos wonder waar straks het mes doorheen zal glijden als door boter.

Bij het hoentje zoek ik behoedzaam mijn weg naar het wensbotje. Ik treuzel van bloednerveus naar rustig. Nauwgezet snijd ik het gespannen en kwetsbare V-vormige beentje los van het vlees, ik trek het langzaam naar buiten en leg het op de snijplank. Het voelt keihard! Niet zo’n week botje van een snel gegroeide plofkip maar een sterk exemplaar, van een kip gevoed met calcium van haar eigen eierschalen. Daar heb ik op toegezien.

Met het bijltje hak ik de uiteinden eraf en met een nagelvijl slijp ik ze scherp als speerpunten. Als apotheose vul ik de holtes met de goddelijke vulling en plaats het wensbotje in het mooiste stuk van het vlees. Terwijl ik een slok cognac neem doe ik mijn wens. Proost.  Mijn tranen zouten het beest.

Ik stoof de rode kool in piment en wijn, maar aan de bereiding van het toetje begin ik niet meer, daar komen we toch niet aan toe.

Het is acht uur. De familie zit aan tafel. Pa met zijn dikke pens  aan het hoofd, zijn neus en wangen rood van de alcohol. Ik hoor hem hier ademen, hijgen en ploeteren terwijl hij op zijn eigen beestachtige manier het voorgerecht verorbert. Het brengt me terug naar vroeger. Mijn bed. De meest onveilige plek in huis – wanneer hij lam vloekend de eettafel verliet wist ik al wat er komen ging. Uit voorzorg verstopte ik mijn knuffels zodat ze niet zouden zien wat ik over me heen kreeg.

Hij grijpt het mes en snijdt het mooiste stuk vlees af voor zichzelf. Zo is hij… Dan bedient hij zich rijkelijk van cranberry’s, puree en jus terwijl ik de anderen serveer. Hij begint direct. Zijn kin glimt al van het vet zie ik, als hij me grommend aankijkt. Hij omklemt met zijn vette vingers zijn glas.
‘Even tegen de wieg stoten, jongens. Zalig zijn de vreetzamen!’ In een teug leegt hij zijn glas.

Hij snijdt een brok vlees, overdekt het met puree en steekt het in z’n mond. Terwijl hij slikt zie ik de paniek in zijn ogen verschijnen. Hij kokhalst, proest en maakt weerzinwekkende keelgeluiden. Zijn gezicht kleurt blauw en hij grijpt naar z’n borst. Iedereen aan tafel verstijft als zijn groteske lichaam zich opheft en met oorverdovend gerammel op tafel stort.

 

*

 

Mijn bijdrage voor een schrijfwedstrijd met als thema ‘Het kerstdiner’ van de Schrijversacademie, uitgeverij Ambo|Anthos en Schrijven Online

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *