Omelette sibérienne

Het is kerst 1977. Ik ben acht jaar oud en net verhuisd naar Friesland. Voor de feestdagen komen mijn lievelings oom en tante uit Amsterdam over. Mijn vader en moeder pakken groots uit voor het diner. Na de verhuizing heeft mijn vader zich snel weten aan te sluiten bij een stel jagende dorpsgenoten en als drijver deelt hij in de jachtoogst. Dat betekent dat er soms dagenlang hazen en konijnen hangen te besterven aan de waslijn in de schuur en dat er vanavond een complete reerug in de fonkelnieuwe elektrische oven geschoven wordt.

Maar vóór het vlees de oven in gaat mag ik een cake bakken, want, zo heeft mijn moeder gezegd, we krijgen niet zomaar een toetje vanavond: we krijgen een TOET. En voor die toet, die een verrassing moet blijven, is een versgebakken cake nodig. Ik krijg een schort voor en ik stel de gewichtjes van onze keukenweegschaal in op 200 gram. Ook al ben ik een stadsmeisje, boerencakes bakken kan ik als de beste. Ik zeef de bloem, meng het bakpoeder en de suiker erdoor, roer boter zacht en breek eieren. Één lege eierschaal moet ik heel houden en bewaren. De mixer, een hypermodern apparaat in ons huishouden waar de televisie nog steeds zo’n portable zwart/wit buikig type met twee antennes is, doet de rest. Bij onze oude oven moest ik altijd een brandende lucifer in een gaatje doen en dan  …. wwwoefff. Nu hoef ik alleen maar een knop in te stellen op de gewenste temperatuur en gaat automatisch het rode lichtje uit als die temperatuur bereikt is.
Terwijl het huis zich vult met de geur van versgebakken cake komen mijn oom en tante binnen. Mijn tante heeft een geruit koffertje mee dat vol zit met cadeautjes. Ze legt ze onder de kerstboom.

Tussen de verhalen door wordt er gekookt. De cake mag uit de oven en de gemarineerde reerug gaat er in. Zodra de cake is afgekoeld mag ik die in plakjes snijden en de plakken vervolgens in repen die ik drenk in een naar alcohol ruikend sinaasappelsapje. Mijn moeder bekleedt een ronde kom met plasticfolie en de repen cake. Ik schep er vanille-ijs in en druk het goed aan. Dan krijgt het een plekje in de vrieskist, tussen de diepgevroren hazen en konijnen. Mama doet geheimzinnig over het spektakel dat ons te wachten staat. Het woord TOET hangt veelbelovend in de lucht. Mijn tante zit in het complot en zal, als we straks klaar zijn met het hoofdgerecht, de finishing touch aan het dessert geven. Af en toe smoest ze met mijn moeder.

De reerug wordt aangesneden. Wijn vloeit rijkelijk en de grote mensen worden steeds vrolijker. Mij duurt het allemaal veel te lang. Als eindelijk de borden van het hoofdgerecht worden afgeruimd mag ik van tafel om te helpen met de TOET. Mijn tante tilt me op het aanrecht en plant een kom op mijn schoot. Ze breekt en scheidt alle eieren uit de schaal zo dat in mijn kom alleen het wit achterblijft. Met de mixer mag ik het stijf kloppen.

‘Is het zo goed, tante Joke?’ vraag ik. Ze doopt haar vinger in het piekerige witte schuim en zegt me dat ik net zo lang moet doorgaan tot ik de kom op zijn kop kan houden zonder dat het eiwit er uit valt. Ik klop voor de zekerheid nog maar even verder.
‘Zou het zo niet al goed zijn, Joke?’ bemoeit mijn moeder zich er mee. Joke is zeker van zichzelf. ‘Ja,’ besluit ze. Ze neemt de mixer van me over en zet hem uit. Dan pakt ze de kom. ‘Kijk!’ zegt ze en houdt de kom boven haar hoofd.
‘Perfect stijf!’
Ze heeft het nog niet uitgesproken of het eiwit stort zich over haar heen. Sprakeloos staar ik haar aan. Gierend van het lachen staat mijn tante tegenover me. Tussen de vlokken eiwitschuim op de vloer vormt zich haar plasje.

 

 

Deze column is geschreven voor radioprogramma Scheltema Culinair, iedere woensdag live te beluisteren vanuit Boekhandel Scheltema op het Rokin. De column kan je terug luisteren op AmsterdamFM.

 

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *