Farsi

De iepen lichten goudgeel op onder het zonlicht dat van achter een loodgrijze wolk ontsnapt. De herfst op zijn mooist. Veelkleurige bladeren dwarrelen met de felle noordenwind in draaikolken over de stoep. Enkele blaadjes houden nog vast aan hun takken, hoewel ze al kleur bekennen. Er dreigt sneeuw en als ik mijn fiets parkeer op de Bos & Lommerweg voel ik koude nattigheid op mijn gezicht.

De bibliotheek oogt fris en licht. Links van de entree zit een tiental mannen aan een grote tafel de krant te lezen, rechts leest een gesluierde moeder haar peuter voor uit een prentenboek van Eric Carle. Achterin wordt in stilte gewerkt. Twee vriendelijke medewerksters ontvangen me. Als ik vertel wat ik kom doen krijg ik koffie. ‘Er gebeurt hier altijd wat,’ zeggen ze lachend. ‘We zijn soms net psychiaters.’ Dikwijls komt de poes van de buren doodgemoedereerd binnenwandelen om achterin op een rood kleedje een dutje te doen. Als ze hem weg willen halen bijt hij, niet van plan te wijken van deze gezelligheid.

Vandaag is het ‘Woningnet spreekuur’. Mensen worden geholpen met het inschrijven als woningzoekende en met vragen over het sociale huursysteem. De medewerkers houden een lijst van wachtenden bij. Een groot deel van hen zit aan de leestafel. Ik ga er tussen zitten, verdekt opgesteld achter Het Parool.

Omdat het internet vandaag een storing heeft, helpt een vrijwilligster een cliënt met haar eigen telefoon. Ik spits m’n oren maar  versta niets. Ik vraag twee mannen tegenover me of ze ook voor het spreekuur komen. ‘Nee,’ antwoordt een van hen terughoudend. Zijn buurman verontschuldigt hem voor het korte antwoord. Hij spreekt slecht Nederlands maar je kan nou eenmaal niet alle talen spreken… Naast vloeiend Arabisch en Kurmancî spreekt hij wél heel goed Farsi en dat waardeert de buurman, want Farsi is zijn moerstaal en de meest poëtische op aarde.

Zijn treurige ogen en welbespraaktheid intrigeren me en omdat ik luister, praat hij. Hij komt bijna dagelijks naar de bibliotheek. Om te lezen, een praatje te maken, maar vooral om de vier muren van zijn flat te ontvluchten. Hij heeft geen werk. Hij kiest zijn woorden zorgvuldig en spreekt zacht, met een exotisch accent.  Hij vertelt over zijn vlucht naar India tijdens de Iraanse revolutie, over hoe hij twijfelde over het verlaten van zijn vaderland en daarom te laat asiel aanvroeg. Via Duitsland bereikt hij achttien jaar geleden Veenendaal. Hij leert de taal, plukt fruit en boent vloeren, maar als chemicus komt hij nooit aan het werk.

Nederlanders zijn aardig zegt hij. Aardiger dan Duitsers. En in Amsterdam zijn ze aardiger dan in Veenendaal. Hier is meer te doen. Meer leven op straat, en daar houdt hij van. Hij wandelt, kijkt en leest. In het Engels, in het Farsi en als het zo uitkomt in het Nederlands. Hij zou wel vrijwilligerswerk willen doen. Een vriend van hem heeft het goed gedaan. Die is gaan schoonmaken of zijn leven er van af hing. En de beste geworden. Nu heeft hij een eigen bedrijf, een Nederlandse vrouw en drie kinderen. Tsja… dat is zijn fout geweest, wachten op werk op zijn niveau. Nu heeft hij niemand. Geen vrouw, geen kinderen, geen familie. Maar Nederland is zijn thuis geworden en de mensen zijn aardig en beleefd.

Mijn blik dwaalt af naar een krantenkop op de voorpagina. ‘Racisme besmeurt debat over Zwarte Piet.’ ‘Tegen de muur en dan neerknallen, opgeruimd staat netjes,’ schrijft een man onder zijn eigen naam op Facebook. Met een handdruk neem ik afscheid. Ik schaam me.

Eenmaal buiten spreekt de vrijwilligster van woningnet me aan. De man waarvan ze net afscheid nam staat nummer een op de wachtlijst voor een nieuw huis! Gelukkig maar dat ze op haar eigen telefoon kon inloggen op zijn account, anders was hij te laat geweest en was dit huis aan zijn neus voorbij gegaan. Sommige Nederlanders zijn aardig en behulpzaam maar spreken Farsi of Arabisch. Andere Nederlanders zijn laaghartig en zelfzuchtig maar beheersen onze taal perfect.

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *