Vanuit het felle zonlicht stapt hij het huisje binnen. Zijn ogen moeten wennen aan het schemerduister. Langzaam ontwaart hij de contouren van een deur en een grote open schouw in de hoek van de kamer. Kooltjes gloeien oranje op vanaf het rooster door de tochtvlaag van zijn binnenkomst. Dunne repen vlees hangen hoog in de schoorsteenmantel te drogen. Hmmm… biltong! Zijn mond watert bij de gedachte aan het pittige smaakopwekkende zoetzilt. Hij plukt een reep uit de haard en stopt hem in zijn mond. Onmiddellijk mengt het taaie droge vlees zich met zijn speeksel tot een smaak waarvan hij zich ter plekke herinnert dat het umami heet, de vijfde smaak. Traag beweegt hij zich naar de deur.
Al kauwend stoot hij z’n hoofd als hij door het oude eikenhouten kozijn het eenvoudige boerenkeukentje binnenstapt. Hij grijpt naar de pijnlijke plek en bekijkt daarna zijn handpalm. Die is schoon. Op het stenen aanrecht ligt een berg rouw vlees. De ijzerachtige geur van bloed vult zijn neus en versterkt de bijna zoete smaak van het vlees in zijn mond. Een blikken teil ligt vol nog ongespoelde darmen, de uiteinden keurig dichtgeknoopt om te voorkomen dat de stront het vlees zal besmetten. Buiten aan de waslijn had hij aan houten knijpers een schapenvacht en enkele konijnenvellen zien wapperen in de harde wind van de Tramontana. Sommigen al opgedroogd tot stijve windvanen. Hier wordt gestroopt, weet hij nu.
Hij doet een stap verder de keuken in om het jagersmes dat op het betegelde aanrecht ligt beter te kunnen bekijken. Uit zijn zak haalt hij een loep, een zip-lock zakje en een pincet. Hij buigt zich voorover, hoorbaar sneller ademend. ‘Godallemachtig!’, fluistert hij schor.
Met z’n pincet plukt hij voorzichtig twee haren van het mes en bergt ze op in het plastic zakje. Hij kijkt de kleine ruimte rond. De wanden hangen vol met pannen, bevestigd aan een houtje-touwtje. Uit het leemstucwerk steken enkele takken waaraan worsten en hammen te drogen hangen. Zijn aandacht wordt getrokken door iets roods. Hij loopt er naar toe. Een blonde vlecht. Met een rode strik vastgeknoopt aan een roestige spijker. Ze heeft niet de moeite genomen de haren los te snijden van de scalp.
Zijn maag krimpt ineen en krampt haar inhoud omhoog. In een golf van bittere gal leegt hij zijn maag op de keukenvloer. Kokhalzend en met tranen in zijn ogen realiseert hij zich dat mensenvlees inderdaad zoeter smaakt dan rund.