Vanuit mijn ooghoek zie ik hem aanvliegen terwijl ik aardappels schil voor de tortilla. Hij spreidt z’n vleugelpennen als elegante vingers om vaart te minderen. In de lucht komt hij bijna tot stilstand om dan met twee pootjes tegelijk te landen op de balustrade van het balkon. Zijn veren iriseren groen, blauw en paars zodra het zonlicht ze streelt. Bruusk schudt hij zijn achterwerkje. Z’n staart beweegt tegendraads. Hij hipt op en neer zonder dat z’n klauwen de railing loslaten. De eksterdijtjes bollen op, alsof hij aan het opwarmen is voor het echte werk. Met een beheerste sprong landt hij boven op de vacuümverpakte pata negra die ik uit Spanje heb meegebracht.
Even kijkt hij me recht aan. Provocerend maar ook vragend. Mag ik? Lijkt hij te mimieken. Z’n kopje houdt hij schuin, z’n veertjes zet hij op. Hij knipoogt zelfs, met twee kraalogen tegelijk. Alsof hij weet dat ik die taal begrijp. Ik ben vertederd. Toe maar jongen, denk ik, probeer het maar.
Hij zet zich schrap over de diagonaal van het pakketje en begint met zijn stevige snavel aan een hoek te trekken. Hmmm, lijkt hij te denken, zijn kopje weer schuin en z’n klauwen stevig op het gladde plastic geplant. De andere hoek maar eens proberen… Als de punt met het getrek omhoog komt, glijden z’n poten naar achter. Hij herstelt zich door z’n vleugels te spreiden en pardoes los te laten. Hij gooit z’n kopje naar achter en krast in fel Eksters dat ik niet mag lachen. Ik kan het niet laten.
Na een paar vruchteloze pogingen hoekentrekkerij verandert hij van strategie. Hij begint te pikken in het strak gezogen plastic. Onophoudelijk, als zo’n houten spechtje op een veer. En dan is daar de doorbraak. Hij stopt met pikken en begint te wroeten en te trekken. Ja hoor, beet! Een plak glanzende pata negra glijdt uit het pakje.
Tijd om in te grijpen. Ik veeg snel mijn handen af en sprint naar de balkondeur.
‘Scheer je weg, falderappes!’
De ekster zakt even door zijn zwarte pootjes voor de afzet en dan… scheert hij zich weg.